Het doopsel is voor een christen een heel belangrijk sacrament. Het is het begin van de liefde-relatie tussen God en de mens.
In het doopsel gaat God met de mens een Verbond aan waarin Hij belooft als een Goede Vader voor ons te zorgen. God belooft om ons al zijn zoon of dochter aan te nemen en wij als mens beloven God als onze Vader te erkennen.
Het doopsel vormt de basis van ons christelijk leven. Alle andere sacramenten gaan terug op het doopsel.
Daarom is de beslissing om zich te laten dopen een heel belangrijk moment dat wel overwogen en ook goed voorbereid moet worden. Ten tijde van Jezus was het doopsel een uitdrukking en een teken van bekering, de vrucht van een heel proces.
De veertigdagentijd staat symbool voor de tijd van bekering: Jezus zelf verbleef 40 dagen in de woestijn alvorens zich te laten dopen, en ook het volk Israel moest 40 jaar door de woestijn trekken alvorens het beloofde land te bereiken.
In onze streken bestaat de gewoonte en de traditie dat ouders hun kinderen als baby's laten dopen. Ouders, die zich verantwoordelijk weten voor de opvoeding en het geluk van hun kinderen, nemen voor hun kinderen de beslissing om hen vanaf het begin een gelovige opvoeding te geven, zodat ze later op volwassen leeftijd een eigen keuze kunnen maken.